ALLEEN HIER VASTPLAKKEN
Over voetbalplaatjes en moeders

M'n eerste voetbal won ik tijdens een Sportdag van de plaatselijke speeltuinvereniging. Het was 1969. Door m'n prestaties kon ik het plastic kleinood nooit in de wacht gesleept hebben. "Ome Gordinck", de drijvende kracht achter de vele activiteiten van de armetierige vereniging, was een kindervriend, en hij kon het waarschijnlijk niet over z'n hart verkrijgen het Chinese jochie met de dikke brilleglazen en schele ogen zonder prijs huiswaarts te doen keren.
Met mijn eerste bal heb ik me kostelijk vermaakt. Na een maand goed oefenen deed het ding werkelijk alles wat ik wilde, dit tot groot vermaak van mijn moeder, die er alles aan deed om mijn nieuwe hobby gestalte te geven. Toen het nieuwe schoolseizoen begon, en zij me voor de eerste keer wegbracht naar De-Hel-Voor-De-Kippigen, een internaat voor slechtziende kindertjes, die in de bosrijke omgeving van Zeist beter schenen te gedijen dan bij moeders thuis, gaf ze me naast een echte lederen voetbal een voetbalplaatjesalbum, alwaar ik de, voornamelijk door mijn moeder, bijelkaar gespaarde portretten van voetbalhelden als Johan Cruyff, door haar steevast aangeduid als "Cruyffie", in kon plakken. Al deze voetbalcadeau's verzachtten m'n heimwee trouwens niet. Het internaat bleek bevolkt door krengen van leidsters, die er genoegen in leken te scheppen de pupillen op onnavolgbare wijze te commanderen en te drillen, en de mijzelf aangeleerde schijnbewegingen en technische hoogstandjes bleken in een ordinair potje voetbal op het mulle zand hun effect totaal te hebben verloren. Alleen door het gericht op de enkels tackelen kon ik het genoegen smaken om kortstondig in balbezit te zijn. Na een week vol voetbalvernederingen had ik het eigenlijk wel gezien. Mijn moeder niet. Enthousiast bleef ze mij voetbalplaatjes toestoppen.
Het inplakken en het bijhouden van het album waren altijd ware feesten. De inhoud van ieder zakje werd door mij keurig gesorteerd en doorgegeven aan mijn moeder, die de plaatjes uiterst secuur op de juiste plaats inplakte, zich keurig houdend aan de voorschriften die de uitgever op de achterkant van de portretjes gedrukt had. "Alleen hier Vastplakken", zodat de informatie over de betreffende speler leesbaar bleef wanneer je het plaatje optilde.
Mijn moeders enthousiasme voor de voetbalsport groeide naarmate de Europacup avonturen van Feyenoord vorderden. De ansichtkaarten die ze me wekelijks stuurde, verwerden stilaan tot heuse voetbalnieuwsbrieven. Het waren vooral deze tekenen van leven vanuit mijn ouderlijk huis die mijn sluimerende interesse in voetbal een beetje bleven voeden.
Wanneer in mei 1970 de Europacup finale niet op een zaterdagavond verspeeld zou zijn, dit vanwege het nakende WK in Mexico, had mijn leven er misschien totaal anders uitgezien. Met mijn moeder bekeek ik de zwart-witbeelden vanuit Rome. Het waren echter niet de acties van Van Hanegem, de lob van Kindvall of de reddingen van Eddy P.G. die mij zouden doen besluiten mijn jeugd in dienst te stellen van het voetbal. Voor het eerst zag ik een warme gloed op het gelaat van m'n moeder. Wild zwaaiend met haar armen en met een hoog stemmetje van opwinding begeleidde ze iedere Feyenoord-aanval. Samen met mijn vader zat ze op de bank en waar ze anders kibbelden over het restaurant, het onkuise gedrag van mijn zusters of de liefde van mijn moeder voor alle dranken die meer dan vijftien procent alcohol bevatten, vielen ze elkaar na het laatste fluitsignaal van Lo Bello in de armen, zoenden elkander en deelden samen de fles vieux, zonder één scheldwoord te wisselen. Als negen Rotterdammers, één Oostenrijker en een Zweed zoiets konden bewerkstellen door een simpel partijtje voetbal, dan moest deze sport toch wel iets hebben, dacht ik nadat m'n moeder me in bed gestopt had.
Er braken betere tijden aan, of beter; de jaren van Totale Voetbalgekte namen een aanvang. Op het mulle zand begon ik m'n draai (letterlijk en figuurlijk) te vinden en de favoriete club van mijn moeder begon internationaal een woordje mee te spreken. Nog voor Ajax de kwartfinales van de Europacup had bereikt, liep ik permanent in een Ajaxshirt rond en kende, mede door weer een nieuw voetbalplaatjesalbum de spelers-namen van buiten. Ik wist op welke positie ze speelden en had een schrift aangelegd waarin ik exact bijhield wat mijn Ajacieden tijdens de wedstrijden gepresteerd hadden. Met gemak haalde Ajax dat jaar de finale en toen mijn moeder me na weer een weekend naar het internaat bracht en ik peeuwend op de achterbank jengelde dat ik er niet meer heen wilde, antwoordde ze dat wanneer ik zou ophouden met "dat aanstellerige gejank" ze eind mei een geweldige verrassing voor me had. Ik weende in stilte verder. In de week van de finale liet ze me spijbelen, zodat ik thuis de wedstrijd kon aanschouwen.

In de Kippigenhel was men niet gelukkig met mijn Voetbalgekte. Hoewel de sport door de jaren heen als volkssport gold en de meeste kippigen tot het gewone volk behoorden, dacht de directeur hier geheel anders over. Zijn pupillen dienden op te groeien tot Waardige Burgers, die niet bij iedere Ajaxgoal het halve internaat op z'n kop zouden zetten. Alleen al om die reden verbood hij het live naar voetbal kijken. Een protestactie van mijn moeder en de vader van mijn voetbalmakker Bani, een gespierd Albinootje afkomstig van de Kaap-Ferdische Eilanden, bracht echter enige uitkomst. De ouders werd beloofd dat wij, wanneer het tijdstip dit toeliet, best weleens een wedstrijdje mochten zien. De praktijk zat echter iets gecompliceerder in elkaar. "Het tijdstip" liet namelijk nooit iets toe in de Kippigen-hel, waar iedere minuut, iedere bezigheid was afgestemd op het zo ordelijk laten verlopen van de dagelijkse gang van zaken. Een waanzinnig compromis werd uiteindelijk ons deel. Wij mochten van elke Europacup wedstrijd de eerste helft zien. Hoera, vlag uit voor dit fantastische idee. De eerste helft! Onmenselijkheid was de Internaatsleiding niet vreemd. Een halve voetbalwedstrijd zien, en dan goed beschouwd ook nog het minst spannende deel, is hetzelfde als een vrouw versieren en op het moment dat zij zich van haar kleding ontdaan heeft, zeggen dat je naar huis gaat.
Wij waren te verbaasd om tegen dit idiote plan in opstand te komen. Bovendien waren we blij dat we tenminste nog iets mochten zien; een kinderhand is nu eenmaal snel gevuld. Maar hoe moest het nu met de uitslag? We waren allebei te veel fan om na het rustsignaal gedwee onder de dekens te kruipen voor onze broodnodige slaap en het resultaat de dag erop uit de krant te vernemen. Tot het einde van de wedstrijd lagen we wakker, konden alleen maar gissen naar het verloop van de tweede helft en werden hiervan vaak zo nerveus, dat er van slapen helemaal niets kwam. Ook niet wanneer één van de leidsters opgetogen de uitslag kwam verklappen. Een eindstand is mooi, maar wie maakte de doelpunten, was de winst verdiend, heeft "ons team" schade opgelopen in de vorm van blessures of uitsluitingen? Vragen waarop het dienstdoende huppelkutje geen antwoord wilde en kon geven; het voetbalverstand zit niet bij dit soort kenau's en bovendien had het arme schepsel wel wat beters te doen, zoals het ordentelijk laten verlopen - en het aanschouwen - van de douche-partijen der oudere jongens.
Intussen had mijn moeder, na veel geweeklaag van mij, op geheel eigen wijze naar een andere oplossing voor mijn voetbalproblemen gezocht. Aan onze sluimerende onvrede over de halve wedstrijden kwam in de week waarin Ajax de halve finale van de Europacup zou halen door Arsenal te verslaan, een abrupt einde toen ze mij een zaktransistorradio cadeau deed. (De terugwedstrijd op Highbury was er overigens één die al in de vierde minuut door een owngoal beslist werd; deze wedstrijd mochten we, vanwege het vroege aanvangsuur, nu weer wel helemaal zien.)
Feyenoord speelde op dezelfde avond tegen Benfica en vooral Bani was witheet dat deze hele wedstrijd niet door ons gezien mocht worden. Het voetbalfestijn zou pas om half twaalf afgelopen zijn en het kijken naar twee wedstrijden op één dag vond men in 1972 niet verantwoord. Natuurlijk waren we op de hoogte van het tijdstip waarop de wedstrijd gespeeld zou gaan worden. De goeie ouwe radio zou uitkomst brengen. Met het verkregen Japanse kleinood en vier batterijtjes, diep verborgen in m'n grauwe Pukkel toog ik 's maandags naar De-Hel-Voor-De-Kippigen. De hele operatie zou een verrassing worden voor Bani en moest topgeheim blijven. Ontdekking zou betekenen dat ik het tot de grote vakantie zonder radio moesten stellen, en dat wilde ik, met het vooruitzicht op meer halve wedstrijden, voorkomen.
Bani tierde er tot woensdagmorgen lustig op los. Vervloekte de directeur, de gehele staf van de Kippigenhel en belde zelfs met z'n pa om hem te bewegen z'n zoon voor één woensdagavond naar huis te laten keren. De vader van Bani vond één ouderlijke bijdrage om de voetbalmanie van z'n zoontje te ondersteunen waarschijnlijk ruim voldoende en gaf niet thuis. Ik pruilde met Bani mee, maar trok 'm, vlak voordat op woensdagochtend de schoolbel ging, mee naar onze slaapzaal en haalde de kleine Japanner tevoorschijn.
'Wat is dat,' vroeg hij terwijl hij het ding met grote ogen bezag, ik ontvouwde m'n plan: ik zou naar het radioverslag luisteren en zodra er een nieuwsfeit zou plaatsgrijpen Bani en de anderen op de hoogte brengen. Bani, Feyenoordfan én bewonderaar van Eusebio, eiste het toestelletje meteen voor zichzelf op.
'Geen sprake van, het is mijn radio,' wierp ik tegen. Deze redenering ging er echter niet in. Even leek er een einde te komen aan onze vriendschap. Hij dreigde met vuisten, maar ik hield voet bij stuk en loog dat deze radio "een beetje stuk was" en zodoende een speciale behandeling nodig had om hem aan de praat te krijgen en spelend te houden. Bani ging schoorvoetend akkoord; wie zei er ook alweer dat liegen tot niets leidt?
Onze luistersessie moest verborgen blijven voor de leiding, dus scholden Bani en ik de hele dag door. 's Avonds lichtten we de anderen pas in en om een uur of tien die avond maakte ik m'n journalistieke debuut door de opstelling van Feyenoord aan Bani kenbaar te maken.
Met de radio onder het kussen fluisterde ik de wetenswaardigheden over de wedstrijd door de slaapzaal. Het werd, geloof ik, 5-1 voor de Portugezen en ontgoocheld probeerden we na de wedstrijd de slaap te vatten, niet nalatend fijntjes te vermelden dat degene die de zaak zou verlinken een ongenadig pak slaag (van Bani) zou krijgen.
De volgende ochtend werden we gewekt door een leidster die ons sipjes inlichtte over het echec van de vorige avond. Diep onder de dekens weggedoken riep Bani met schorre stem dat we alles allang wisten. Even vergat m'n hart te slaan en instinctief legde ik m'n hand op het kussen, waaronder het geheim zich schuilhield.
'Hoe bedoel je dat,' vroeg het leidstertje opeens geïnteresseerd. Nu werd het tijd voor mij om in te springen: 'Ik ging net naar de plee en hoorde het van iemand.' Het antwoord kwam er overtuigend genoeg uit, want het kind ging, nadat ze me bestraffend had toegesproken dat zoiets De WC, of Het Toilet heette, gezwind over tot de dagelijkse orde en liet ons onze tanden poetsen. Bani was de rest van de dag stil, en niet alleen vanwege het verlies van zijn Feyenoord.

Drie Europacups, één wereldbeker en twee supercups hebben mijn moeder en ik gewonnen. Toen was de koek op. Het radiootje stond steeds vaker afgestemd op Radio Luxemburg, de Ajacieden verwerden tot volgevreten vedetten en mijn prestaties op het voetbalveld werden er ook niet beter op. Ik werd een verveelde puber, begon de geneugten des levens te ontdekken en besloot, toen PSV twee keer achter elkaar kampioen werd, mij niet meer met het sullige spelletje bezig te houden. Gelukkig kregen Bani en ik een nieuwe hobby. Meisjes. Vanwege gemengde karakter van het internaat en het feit dat de leiding ons op onze illegale ontdekkingstocht naar de inhoud van de onderbroeken van de andere sekse niet 24 uur per dag in de gaten kon houden was de directeur daar ook weer niet gelukkig mee
Het sparen van voetbalplaatjes heeft mijn moeder nog een tijdje volgehouden, maar toen ze eindelijk inzag dat ze het hele spaarproces in haar eentje moest doorstaan was ook voor haar de lol er snel af.
Na de directeur wist nu zelfs mijn moeder niet meer wat er van mij terecht moest komen.

Achteraf bekeken kom ik langzaam tot de conclusie dat mijn leven gelijke tred houdt met de ups en downs van het Nederlandse voetbal. Samen doorstonden we, gescheiden, het donkere deel van de jaren tachtig. Het voetbal zorgde alleen maar voor overlast. Zelfs de grootste voetbalfans keerden zich van de sport af en jochies speelden liever basketbal of tennis dan dat ze in weer en wind achter een balletje aanholden. En ik, als exponent van The Lost Generation was een doorn in het oog van politici en beleidsmakers.
Ik vervreemde van mijn moeder, vluchtte in de schijnvrolijkheid van coffeeshop en café, allerlei soorten drugs en nog veel meer soorten alcoholische versnaperingen. Succes in mijn leven leek net zover weg als een Europacup voor Ajax of, desnoods, Feyenoord.
Één telefoontje in de lente van 1985 veranderde echter mijn levensloop en maakte een einde aan de lijdensweg van het Nederlandse voetbal. Ik lag in m'n bed bij te komen van één van de zwaarste drinkgelagen uit mijn korte carrière als zuiplap toen mijn moeder belde. Het feit dat ze belde was niet vreemd; de enthousiaste toon waarop ze me te woord stond wel. Meestal waren onze telefoongesprekken kort en zakelijk van toon.
'Cruyffie is weer terug,' begroette ze me opgewekt. De centepikker, overloper en landverrader werd ook door mijn moeder binnengehaald als El Salvadore en in zijn slipstream werd ik als de verloren zoon teruggehaald.
De bezoekjes aan het ouderlijke huis werden gezelliger. Als ervaren drinkebroeders leegden we de Harteveltfles van mijn vader en bouwden luchtkastelen; met Rijkaard, Van Basten en Van 't Schip wist Hij wel wat te beginnen. Het winnen van de Europacup II, twee jaar later, kwam voor ons niet eens als een verrassing.
Toch waren de dingen niet meer zoals vroeger. De glans op haar gezicht toen Feyenoord de cup won, was er niet meer toen Ajax en het Nederlands Elftal hun successen boekten. Tijdens de Oranje Zomer van '88 kocht ze nog wel een Nederlands Elftalshirt voor me, maar een hernieuwd optreden van mij als voetballer, dit keer voor het elftal van mijn stamkroeg, liet haar koud. Tien minuten heeft ze het uitgehouden, om daarna stilletjes naar de kantine te vluchten.
'Ach, een echte Europacup voor Ajax zal ik toch niet meer meemaken,' mompelde ze twee jaar geleden met dubbele tong. Ik woonde al geruime tijd in Amsterdam en bezocht haar in het verzorgingstehuis. Op tafel lag een voetbalplaatjesalbum. 'Voor jou,' zei ze met haar laatste trots en ik zag hoe ze enkele plaatjes had ingeplakt. De Ajax-bladzijden waren halfvol, maar tussen de schots en scheef en met een Prittstift vastgeplakte stickertjes zat geen enkele Ajacied.
'Als je volgende week weer thuiskomt van het internaat is-sie misschien wel helemaal vol,' lispelde ze opgetogen. Ik kon alleen maar knikken.

Vier maanden na haar dood won Ajax de vierde Europacup I. Nog steeds koester ik het doelpunt van Kluivert en de vreugdedans van Rijkaard. Iedere maandagmiddag werk ik trouw de prestaties van mijn Super Elf-team bij op mijn PC. Fanatiek graai ik door de zakken Croky chips, op zoek naar Topshots, de voetbalplaatjes voor de huidige jeugd. Een Topshotalbum heb ik niet aangeschaft.
Zo'n cadeau kan alleen een moeder geven.